ECLI:NL:HR:2017:980

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 juni 2017
Publicatiedatum
1 juni 2017
Zaaknummer
17/01001
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelatingsverzoek voormalig ondernemer in het kader van de WSNP met betrekking tot het ontbreken van een verklaring over het minnelijk traject

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juni 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een toelatingsverzoek van een voormalig ondernemer in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). De verzoekster had haar faillissement aangevraagd en diende een verzoek in om toegelaten te worden tot de WSNP. Een belangrijk aspect van deze zaak was het ontbreken van een verklaring over het minnelijk traject, zoals vereist onder artikel 285 lid 1 sub f van de Faillissementswet (Fw). De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder het vonnis van de rechtbank Limburg van 29 november 2016 en het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 februari 2017, die relevant zijn voor de beoordeling van het cassatieberoep.

De Advocaat-Generaal J. Wuisman heeft in zijn conclusie tot verwerping van het cassatieberoep geadviseerd. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand zijn gebleven.

Uitspraak

2 juni 2017
Eerste Kamer
17/01001
EV/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. M.B.A. Alkema.
Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/03/225722/FT RK 16/1210 van de rechtbank Limburg van 29 november 2016;
b. het arrest in de zaak 200.205.017/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 februari 2017.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoekster] heeft bij brief van 20 april 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
2 juni 2017.