ECLI:NL:HR:2018:1101

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juli 2018
Publicatiedatum
5 juli 2018
Zaaknummer
17/02216
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid van advocaat in verband met beslaglegging en procedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juli 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De zaak betreft de beroepsaansprakelijkheid van een advocaat jegens de processuele wederpartij van zijn cliënt, in het bijzonder in het kader van het leggen van beslag en het voeren van een procedure. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de kantonrechter te Tilburg van 15 april 2015 en een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 7 februari 2017. De advocaat van [eiser] heeft gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink, die tot verwerping van het cassatieberoep strekte. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de SVB zijn begroot op € 2.672,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

6 juli 2018
Eerste Kamer
17/02216
TT/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. D.Th.J. van der Klei,
t e g e n
SOCIALE VERZEKERINGSBANK,
gevestigd te Amstelveen,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.L.M.M. Tan.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de SVB.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak 3415571 CV EXPL 14-7320 van de kantonrechter te Tilburg van 15 april 2015;
b. het arrest in de zaak 200.175.868/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 7 februari 2017.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De SVB heeft een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 3 mei 2018 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de SVB begroot op € 2.672,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
6 juli 2018.