Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
10 juli 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 2 november 2016 is gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1982. De verdachte was betrokken bij voorbereidingshandelingen voor een woninginbraak. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat J. Boksem uit Leeuwarden. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het middel van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat het middel niet tot cassatie kan leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 10 juli 2018 het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.