Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
11 september 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 september 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat R.J. Baumgardt. De zaak betreft de niet-nakoming van het voorschrift van artikel 51 (oud) van het Wetboek van Strafvordering, thans artikel 48 Sv, waarbij verzuimd is een afschrift van de appeldagvaarding aan de raadsman van de verdachte te zenden. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn raadsman niet zijn verschenen tijdens de behandeling in hoger beroep. De aan de cassatieschriftuur gehechte stelbrief en ontvangstbevestiging van het Hof wijzen erop dat de stelbrief in het ongerede is geraakt, hoewel het Hof op enig moment over deze brief heeft beschikt. De Hoge Raad concludeert dat er in cassatie van moet worden uitgegaan dat de raadsman zich wel heeft gesteld, maar dat het voorschrift van artikel 51 (oud) Sv niet is nageleefd. Dit gebrek staat niet in de weg aan een geldige behandeling van de zaak, maar leidt wel tot de conclusie dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven.
De Hoge Raad heeft daarom de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak teruggeworpen naar het Gerechtshof Den Haag, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Deze beslissing is genomen in het belang van een zorgvuldige rechtsgang en het waarborgen van de rechten van de verdachte.