Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
18 september 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 2 november 2016 is gewezen. De verdachte, geboren in 1977, is betrokken bij een ripdeal waarbij met een vuurwapen is geschoten, wat heeft geleid tot de dood van een persoon. De Hoge Raad behandelt de middelen van cassatie die zijn voorgesteld door de advocaat van de verdachte, M.C. van der Want. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt daarmee de uitspraak van het Gerechtshof.
Deze uitspraak is gedaan op 18 september 2018 en is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in aanwezigheid van de waarnemend griffier A. El Mokhtari. De zaak heeft betrekking op ernstige strafbare feiten, waaronder gekwalificeerde diefstal met geweld, en de gevolgen daarvan voor de betrokken partijen.