Uitspraak
wonende te [woonplaats] , Duitsland,
wonende te [woonplaats] , Duitsland,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
12 oktober 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 oktober 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over een geschil betreffende de eigendom van een paard. De eiser, wonende in Duitsland, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 11 juli 2017 uitspraak deed in deze zaak. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Limburg van 8 mei 2013 en 5 augustus 2015, die relevant zijn voor het verloop van het geding.
De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser beoordeeld, maar deze kunnen niet leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het hof bevestigt.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 395,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak.