Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
13 november 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 22 juni 2017 is gewezen. De verdachte, geboren in 1990, heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarbij hij werd veroordeeld in verband met opiumdelicten. De advocaat van de verdachte, A.A. Franken, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het Gerechtshof bevestigt.
Op 13 november 2018 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Het arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren V. van den Brink en M.J. Borgers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.