In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de aansprakelijkheid van bestuurders. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.H.M. van den Steenhoven, heeft cassatie ingesteld tegen de curatoren van PARTRUST B.V., die in faillissement zijn verklaard. De zaak betreft de vraag of de termijn voor de openbaarmaking van de jaarrekening is overschreden, zoals bedoeld in artikel 2:394 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling verwezen naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant en een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman was om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de eiser niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de curatoren op nihil zijn begroot.