ECLI:NL:HR:2018:46

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 januari 2018
Publicatiedatum
17 januari 2018
Zaaknummer
16/04737
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van het verweer over niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in verband met ne bis in idem en vervolging voor weigering medewerking aan ademanalyse

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 januari 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het hof, waarin hij was vervolgd voor het weigeren van medewerking aan een ademanalyseonderzoek, zoals voorgeschreven in artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte had eerder al een Lichte Educatieve Maatregel Alcohol en Verkeer (LEMA) opgelegd gekregen voor een vergelijkbaar feit. De kern van de zaak was de vraag of de vervolging voor het weigeren van medewerking aan de ademanalyse in strijd was met het ne bis in idem-beginsel, dat verbiedt dat iemand voor hetzelfde feit twee keer wordt bestraft.

De Hoge Raad oordeelde dat de vervolging van de verdachte niet in strijd was met het ne bis in idem-beginsel. De Raad verwierp het verweer van de verdachte dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk was in de vervolging. De Hoge Raad stelde vast dat de opgelegde LEMA niet als een straf in de zin van het strafrecht kan worden aangemerkt, en dat de vervolging voor het weigeren van medewerking aan de ademanalyse daarom niet leidt tot dubbele bestraffing. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan met verwijzing naar eerdere rechtspraak, waaronder ECLI:NL:HR:2018:23, en werd uitgesproken in het openbaar.

De uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren Y. Buruma en Y. van den Brink, en de waarnemend griffier A. El Mokhtari was aanwezig. De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke bevestiging van de toepassing van het ne bis in idem-beginsel in het strafrecht, en verduidelijkt de reikwijdte van de LEMA in relatie tot strafvervolging.

Uitspraak

16 januari 2018
Strafkamer
nr. S 16/04737
CeH/AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 19 juli 2016, nummer 22/004955-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.A.R. Schuckink Kool, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. (Vgl. HR 16 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:23.)

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en Y. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier A. El Mokhtari, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 januari 2018.