ECLI:NL:HR:2018:504

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 april 2018
Publicatiedatum
4 april 2018
Zaaknummer
16/03374
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen woninginbraak en de rechtmatigheid van opsporingsbevoegdheden

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, waarbij de verdachte is veroordeeld voor medeplegen van woninginbraak. De Hoge Raad behandelt de rechtmatigheid van de aangewende opsporingsbevoegdheden en de vraag of er sprake is van vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De verdediging heeft middelen van cassatie ingediend, waarbij de advocaat van de verdachte, I.A. van Straalen, zich heeft uitgesproken tegen de verwerping van het verweer tot bewijsuitsluiting. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad volgt deze conclusie. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, verwijzend naar eerdere uitspraken in samenhang met deze zaak. De beslissing van de Hoge Raad is op 3 april 2018 uitgesproken, waarbij de vice-president J. de Hullu als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers. Het arrest bevestigt de eerdere veroordeling van de verdachte en behandelt de bewijsvoering met betrekking tot het medeplegen van de woninginbraak.

Uitspraak

3 april 2018
Strafkamer
nr. S 16/03374
APO/SA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 10 juni 2016, nummer 22/002903-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft I.A. van Straalen, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt over de verwerping van het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting.
2.2.
Op de gronden die zijn vermeld in het heden uitgesproken arrest in de zaak 16/03175 (ECLI:NL:HR:2018:487) kan het middel niet tot cassatie leiden.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring ten aanzien van het medeplegen ontoereikend is gemotiveerd.
3.2.
Op de gronden die zijn vermeld in het heden uitgesproken arrest in de zaak 16/03175 (ECLI:NL:HR:2018:487) kan het middel niet tot cassatie leiden.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 april 2018.