ECLI:NL:HR:2018:563

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 april 2018
Publicatiedatum
11 april 2018
Zaaknummer
16/02910
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding in hoger beroep wegens onjuiste feitelijke grondslag

In deze zaak gaat het om de nietigheid van de dagvaarding in hoger beroep. De Hoge Raad heeft op 3 april 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 1 februari 2016. De verdachte, geboren in 1976, had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De advocaat van de verdachte, J.T.C.M. Crepin, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal, F.W. Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de dagvaarding in hoger beroep.

De kern van de zaak betreft de betekening van de appeldagvaarding. De Hoge Raad oordeelt dat de appeldagvaarding tevergeefs is aangeboden op het BRP-adres van de verdachte, zoals blijkt uit de ID-staten SKDB van 23 november 2015, 10 december 2015 en 5 januari 2016. De ID-staat SKDB van 29 april 2016 toont aan dat de verdachte in die periode op een ander adres stond ingeschreven. Dit roept het ernstige vermoeden op dat het oordeel van het Hof, dat de appeldagvaarding rechtsgeldig is betekend, berust op een onjuiste feitelijke grondslag.

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de dagvaarding in hoger beroep nietig verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

3 april 2018
Strafkamer
nr. S 16/02910
JH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 1 februari 2016, nummer 22/004984-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.T.C.M. Crepin, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de dagvaarding in hoger beroep.

2. Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat de dagvaarding in hoger beroep rechtsgeldig is betekend.
2.2.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal is het middel terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 april 2018.