Uitspraak
1.Het verloop van de zaak
Dat één van de tolken in opdracht van de Turkse overheid doelbewust telefoongesprekken onjuist zou hebben vertaald is ter terechtzitting niet aannemelijk geworden. Van sturing bij de vertaling door rechercheurs is ter terechtzitting evenmin gebleken. In ieder geval zijn de cruciale gesprekken door telkens drie tolken onafhankelijk van elkaar vertaald, waardoor de betrouwbaarheid van de tapverslagen afdoende werd gewaarborgd.
mogelijkheidvan manipulatie maar op de
feitelijkheidvan manipulatie. Van feitelijkheid van manipulatie is in het geheel, aldus het NFI cq. drs. Broeders niet gebleken. Naar het oordeel van het hof zijn daarmee door de verdediging opgeworpen stellingen omtrent de gevolgen die voortvloeien uit het niet geijkt zijn van de tapkamer en een al dan niet bestaande samenwerking tussen Turkse en Israëlische geheime diensten waardoor gemanipuleerd tapmateriaal via het Comverse-systeem in het onderhavige tapdossier terecht gekomen zou zijn en de overige in dit kader geponeerde stellingen, niet meer dan speculaties en derhalve zijn die stellingen voor de oordeelsvorming van het hof irrelevant.
"U vraagt mij hoe de tolken geselecteerd zijn. Allereerst worden alleen beëdigde tolken/vertalers ingezet. Verder moet het gaan om mensen die betrouwbaar zijn, in die zin dat ze niet aan derden informatie doorgeven over het onderzoek". En over de in de Engelse taal gevoerde gesprekken:
"De Engelse gesprekken zijn vertaald door een beëdigd tolk/vertaler die geen opsporingsambtenaar is."
"Er is gevraagd of de tolken het dialect van het Koerdisch dat in de tapgesprekken gesproken wordt, konden begrijpen. Alle drie de tolken hebben een gedegen kennis van het Koerdisch (Kurmançi). Er is ook aan de tolken gevraagd of zij de tapgesprekken begrepen. Verder hebben de tolken elkaar onderling gecontroleerd of ieder van hen het Kurmançi beheerst"en als reactie op de vraag hoe een vertaling/interpretatie van een tapgesprek tot stand komt:
"Tapgesprekken worden als regel dagelijks uitgewerkt, meestal zo'n halve dag nadat de gesprekken gevoerd zijn. Soms worden ze real time uitgeluisterd, bijvoorbeeld bij een gijzeling, bij aansturing van een OT of kort voor de aanhouding van de verdachte. De uitwerking geschiedt door een tolk en een verbalisant gezamenlijk. De tolk is verantwoordelijk voor de vertaling. Hij stelt die vast aan de hand van de woorden die hij hoort in de context van de zin en de rest van het gesprek dat hij hoort en de context van wat hij hoort. Dit laatste kan zijn eerdere gesprekken. De verbalisant bepaalt mede of gesprekken letterlijk vertaald moeten worden of dat ze moeten worden samengevat. Hij is vooral belast met de interpretatie van de vertaling die door de tolk is vastgesteld. Hij doet dit mede aan de hand van informatie van buiten de tekst. Ik probeer u het duidelijk te maken aan de hand van het gesprek A-1-1. Een tolk vertaalt dit gesprek. Heeft hij de vertaling vastgesteld dan wordt die later niet aangepast om een betekenis van het gesprek te krijgen die past bij later bekend geworden feiten. Bijvoorbeeld in het gesprek is sprake van het woord "tuin". Deze vertaling is al direct gegeven bij de eerste uitwerking van het gesprek en niet later nadat bekend werd dat iemand ( [betrokkene 3] ) vermoord was in een theetuin. In het teamoverleg wordt vervolgens gesproken over de betekenis van de vastgestelde vertaling. Dit gebeurt aan de hand van de tekst zelf en aan de hand van informatie van buiten de tekst. Wordt op een gegeven moment duidelijk dat een gesprek een cruciaal belang heeft dan wordt het gesprek door twee andere tolken opnieuw en afzonderlijk vertaald. Zij luisteren onafhankelijk van elkaar het gesprek uit, maken aantekeningen indien het gesprek van enige omvang is; vergelijken met drieën hun vertaling; inventariseren de verschillen en stellen in het bijzijn van een opsporingsambtenaar, gedrieën de vertaling vast. Het is bij mijn weten bij het IRT Noord en Oost Nederland nooit voorgekomen dat de tolken er onderling niet uit konden komen."
"De afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken, gevoerd in de Turkse en Koerdische taal, werden tijdens het onderzoek T-09 (Baybasin) vertaald en uitgevoerd door drie tolken van Turks/Koerdische afkomst. De tolken 1, 2 en 3 hebben aldus een jarenlange ervaring als "taptolk" en werkten naast het Kernteam Noord en Oost Nederland ook als tolk voor andere instanties."
Van Bruinessen geeft de rechter-commissaris, nadat hij de aanleiding had geschetst, de inhoud van die afspraak als volgt weer (proces-verbaal van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te Breda, d.d. 5 januari 2000):
"Dit verhoor vindt plaats in het kader van het verweer dat de telefoontaps verkeerd vertaald zouden zijn. Nadat de verdachte dit verweer gevoerd had heeft de rechter-commissaris de verdachte twee gesprekken door hem laten vertalen; het betreft de gesprekken A-1-1 en A-1-3 uit het [betrokkene 3] -dossier. De vertaling van de verdachte wijkt aanzienlijk af van de drie tolken die door de politie zijn ingezet. Naar aanleiding van het laatste gegeven heeft de rechter-commissaris overleg gehad met de officier van justitie en de raadsman van verdachte teneinde op een praktische manier de juistheid van de vertaling van de tapgesprekken, te weten gesprekkenA-1-1 tot en met A-1-10 opnieuw te laten vertalen. Deze gesprekken werden door de officier en de raadsman gezien als een representatieve selectie uit het geheel van 6000 gesprekken. De officier van justitie en de raadsman hebben aangegeven niet te verzoeken andere gesprekken te laten vertalen indien de vertaling niet het resultaat opleverde dat zij ervan verwachtten. Gezien het grote belang wat aldus gehecht is aan de selectie van de tien gesprekken, werden tevens in onderling overleg afspraken gemaakt ten aanzien van de selectie van de taptolk. Zie de brief van 24 maart 1999 van de rechter-commissaris aan de raadsman en de officier van justitie. Tevens werd afgesproken dat bij betwisting van de nieuwe vertaling Dr. Van Bruinessen als deskundige uitsluitsel zou geven over de juiste vertaling."
"Het wekt mijn verbazing dat er enige onduidelijkheid over heeft kunnen bestaan over de vraag welke transcripties ik "verbazingwekkend goed" noemde. Dat waren niet die van de "politietolken", die duidelijk problemen hadden met het door de heer Baybasin en zijn gesprekspartners gesproken dialect, maar die van de door de rechter-commissaris ingeschakelde tolk. (...) Het was zijn transcriptie die ik "verbazingwekkend goed" noemde. Het meest positieve dat ik over het werk van de politietolken zou kunnen zeggen is dat de transcriptie vaak slordig en de vertaling onvolledig waren. Bij verschil in interpretatie tussen de politietolken en de tolk van de rechter-commissaris is het vrijwel steeds de laatste die gelijk heeft."
9 april 2002 (bijlage 11), die als algemene conclusie formuleert voor wat betreft zijn ervaringen met politietolken:
"Afgaande op de Nederlandse vertaling van vreemdtalige tapgesprekken varieert de kwaliteit van de vertalingen door politietolken sterk, net als die van de weergave van Nederlandstalige gesprekken. Voor niet-Europese talen en traditioneel niet in Nederland onderwezen talen geldt dat de beperkte beschikbaarheid en competentie van vertalers voor deze talen vaak tot kwalitatief mindere vertalingen zal leiden. Gemeten aan het criterium van "fitness for purpose" is de ervaring echter dat de weergave van vreemdtalige (en Nederlandstalige) tapgesprekken die voor onderzoek aan het NFI worden aangeboden over het algeheel genomen wel aan deze eis voldoet, respectievelijk dat de weergave van de gesprekken — voor zover onze blik reikt – slechts sporadisch ter discussie wordt gesteld."
"Zoals beschreven in paragraaf 2.1.2 Vreemdtalig materiaal(p. 5/20) en de NB in paragraaf 3 Conclusie (p. 14/20) van het door mij op 22 december 2000 onder dit zelfde zaaknummer uitgebrachte rapport, is bij het onderzoek ten aanzien van de aanwezigheid van onregelmatigheden in het verloop van de overgelegde gesprekken gebruik gemaakt van de diensten van een native speaker van het Koerdisch en het Turks. Alle onderzochte Turks- of Koerdischtalige gesprekken zijn in het kader van dit onderzoek in het bijzijn van ondergetekende of een andere NFI-medewerker door bedoelde native speaker beluisterd, waarbij deze werd gevraagd de weergave van de gesprekken in het eveneens overgelegde tapjournaal kritisch te volgen. Voor de Engelstalige gesprekken is ditzelfde door ondergetekende gedaan. De wijze van weergave van de 30 onderzochte gesprekken varieert zowel tussen als binnen gesprekken sterk. In de meeste gevallen wordt de inhoud van de gesprekken deels in samenvatting weergegeven. Daarbij wordt zowel van directe rede als van indirecte rede gebruik gemaakt, en soms van hybride vormen die het midden houden tussen deze twee. Soms worden woorden of zinsdelen gekapitaliseerd, kennelijk om hun significantie aan te geven. In een aantal gevallen bleek het voor de beantwoording van de destijds gestelde (integriteits)vragen noodzakelijk bepaalde delen van de gesprekken woordelijk weer te geven, zoals blijkt uit Bijlage I: Toelichting van de bevindingen (p. 16/20 tot 18/20). Daaruit blijkt dat de weergave van de gesprekken in de tapjournaals op deze punten kennelijk in eerste instantie onvoldoende informatie bevatte om de gestelde vragen adequaat te beantwoorden.
[betrokkene 5] te laten liquideren, heeft verdachte veelvuldig telefonisch contact gehad met [betrokkene 16] en (onder andere) [betrokkene 4] . Tegenover de rechter-commissaris heeft verdachte ook toegegeven dat hij met [betrokkene 16] met betrekking tot de vermissing en de dood van [betrokkene 14] diverse keren contact heeft gehad.
2.De grondslag van de herzieningsaanvraag
3.Aan de beoordeling van de herzieningsaanvraag voorafgaande beschouwingen
nietin de eerste plaats bekommerd om de vraag of een door de raadsvrouw als novum aangedragen gegeven op formele gronden tot herziening van de veroordeling zou kunnen leiden. Daarmee wilde ik vermijden dat ik in deze zaak, die raakt aan grote belangen voor de verzoeker tot herziening en waarin de integriteit van de rechtstaat ter discussie wordt gesteld, onbedoeld voorbij zou gaan aan eventuele reële aanwijzingen voor vervalsing van bewijsmateriaal door de Nederlandse politie.
4 juli 2017 heeft de Advocaat-Generaal zich in het kader van het door hem geïnstigeerde en in de jaren 2012 – 2017 uitgevoerde herzieningsonderzoek niet in de eerste plaats bekommerd om de vraag of een door de raadsvrouwe als novum aangedragen gegeven op formele gronden niet tot herziening van de veroordeling van de aanvrager zou kunnen leiden. Anders dan de Advocaat-Generaal ziet de Hoge Raad evenwel geen reden bij de beoordeling van de herzieningsaanvraag andere dan de gebruikelijke maatstaven aan te leggen. Dat betekent dat ook in deze zaak de uitgangspunten en regels zullen worden toegepast die in elke herzieningszaak worden gehanteerd. In dat verband moet in het bijzonder worden gewezen op het volgende.
(Vgl. Kamerstukken II 2008-2009, 32 045, nr. 3, p. 10.)
,NJ 2016/305 bepaald dat ingeval een als nieuw en/of gewijzigd deskundigeninzicht wordt gepresenteerd, de herzieningsaanvraag of het daarbij overgelegde deskundigenrapport zodanige informatie dient te bevatten dat de inhoud van dit inzicht en de nieuwheid daarvan op waarde kunnen worden geschat, en dat die informatie betrekking moet hebben op onder meer (i) de kennis en ervaring van de deskundige op het desbetreffende vakgebied, en (ii) de onderbouwing van de 'nieuwheid' van het inzicht van de deskundige wat betreft de vraag in hoeverre het inzicht van de deskundige steunt op hetzij (a) ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting nog onbekende wetenschappelijke ontdekkingen of inzichten, hetzij (b) een beoordeling van ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting nog onbekende feiten of omstandigheden, hetzij (c) een ander deskundig oordeel omtrent de weging en betekenis van ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting reeds bestaande wetenschappelijke inzichten, toegepast op ten tijde van dat onderzoek ter terechtzitting reeds bekende feiten en omstandigheden, en voorts de vraag hoe het inzicht van de deskundige zich verhoudt tot eerdere inzichten van diezelfde en/of andere deskundigen zoals die uit het aan de uitspraak ten grondslag liggende dossier naar voren komen.