Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
4.Beslissing
22 juni 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 juni 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende schadevergoeding wegens onrechtmatig gelegd beslag. Eiser c.s. heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Noord-Holland en het arrest van het hof. De kern van de zaak betreft de schadevergoedingsplicht en de schadebeperkingsplicht zoals vastgelegd in artikel 6:101 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van eiser c.s. niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt eiser c.s. in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 4.223,34, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet tijdig worden voldaan.