Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
22 januari 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de vraag of de verdachte opzettelijk aanwezig heeft gehad 27 gram amfetamine in de woning van een vrouw waar hij op bezoek was voor een feestje met drugsgebruik. De Hoge Raad heeft op 22 januari 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 februari 2017. De verdachte had € 100 betaald aan de vrouw voor onkosten in verband met de drugs die hij zou gebruiken. Dit wijst erop dat hij naar de woning was gegaan om samen met de vrouw verdovende middelen te gebruiken.
De amfetamine bevond zich in dezelfde ruimte waar de verdachte en de vrouw die nacht drugs hebben gebruikt. De Hoge Raad oordeelde dat het hof terecht heeft geconcludeerd dat de drugs zich in de machtssfeer van de verdachte bevonden, gebaseerd op zijn verklaring dat hij 'alle drugs' mocht gebruiken die hij maar wilde. De plaatsvervangend Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft dit oordeel bevestigd. Het middel van cassatie dat door de verdachte was ingediend, kon niet tot cassatie leiden, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de eerdere beslissing van het Gerechtshof en onderstreept de verantwoordelijkheid van de verdachte in de context van het gebruik van verdovende middelen.