ECLI:NL:HR:2019:1147

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juli 2019
Publicatiedatum
8 juli 2019
Zaaknummer
16/03103
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep in profijtontnemingszaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juli 2019 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een beslissing van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het beroep was ingesteld door de betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat M.J.J.E. Stassen. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene was veroordeeld tot betaling van een geldboete. De Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de betrokkene klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft daarom, gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie, het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Dit arrest is gewezen door vice-president W.A.M. van Schendel, samen met raadsheren Y. Buruma en M.J. Borgers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer16/03103
Datum9 juli 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 juni 2016, nummer 20/003527-13, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: de betrokkene.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft M.J.J.E. Stassen, advocaat te Tilburg, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het ingestelde beroep in cassatie.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 juli 2019.