Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
9 juli 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 10 oktober 2017 werd gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1961. De verdachte is aangeklaagd voor mishandeling, waarbij de aangeefster stelt dat zij pijn of letsel heeft ondervonden doordat de verdachte haar arm vastpakte, aan die arm trok en haar tegen een deurpost en muur duwde. De Hoge Raad heeft op 9 juli 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, onder nummer 17/05008.
Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, die werd bijgestaan door advocaat H. Sytema uit 's-Gravenhage. In de schriftelijke verdediging heeft de raadsman een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal, F.W. Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarna de raadsman schriftelijk heeft gereageerd op deze conclusie.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet kan leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 juli 2019.