ECLI:NL:HR:2019:1194
Hoge Raad
- Herziening
- R.J. Koopman
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot herziening van een eerder arrest inzake betalingsonmacht en griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2019 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. De belanghebbende, aangeduid als [X] te [Z], had een verzoek ingediend tot herziening van het arrest van de Hoge Raad van 21 december 2018, nummer 18/02748. Dit verzoek was gebaseerd op betalingsonmacht met betrekking tot het griffierecht dat verschuldigd was voor het herzieningsverzoek. De belanghebbende had eerder jaaropgaven overgelegd van de Sociale Verzekeringsbank, maar het beroep op betalingsonmacht werd afgewezen omdat niet voldaan was aan de geldende criteria. De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende op 26 maart 2019 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Ondanks een verzoek om uitstel van betaling, werd het griffierecht niet voldaan. De griffier heeft de belanghebbende vervolgens in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig was betaald, maar de aangevoerde redenen werden niet als voldoende geacht. Hierdoor werd het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk verklaard op basis van de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de belanghebbende te veroordelen in de proceskosten. Het arrest is openbaar uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.