Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
gevestigd te Boekel,
gevestigd te [vestigingsplaats],
wonende te [woonplaats] ,
gevestigd te Boekel,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
Clubdealondertekend. Deze
Clubdealomvat het aantrekken door [A] van een bancaire kredietfaciliteit van € 75 miljoen. Onderdeel daarvan was een beperking van het bedrag dat [A] mocht uitlenen aan Punch International (hierna: de
Upstreaming), tot € 15 miljoen.
geupstreamed) aan Punch International.
Upstreamingongedaan te maken door terugbetaling van het volledige bedrag aan [A] voor het einde van het jaar.
Upstreaming, inmiddels opgelopen tot € 51 miljoen, zou voldoen door overdracht aan [A] van (a) aandelen in Accentis en (b) een vordering van Punch International op Accentis.
Upstreamingen de verwerving van het Accentis Belang waren [verzoeker] en [betrokkene 1] bestuurders van [A]. [betrokkene 1] was toen bovendien bestuurder van Punch International en Accentis. [belanghebbende 9] , [belanghebbende 1] , [belanghebbende 4] en [belanghebbende 8] waren toen commissarissen van [A]. [belanghebbende 9] was bovendien bestuurder en grootaandeelhouder van Punch International.
De omvang van de rechtsstrijd
Upstreamingals zodanig niet als een grond voor de vaststelling van wanbeleid heeft aangevoerd en dat Recalcico niet gerechtigd is dat onderwerp in een later stadium van de procedure alsnog ten grondslag aan haar verzoek te leggen, overweegt de Ondernemingskamer als volgt. Recalcico heeft in haar verzoekschrift de
Upstreaming –naast de verwerving van het Accentis Belang – niet als afzonderlijke grond voor vaststelling van wanbeleid genoemd. Recalcico heeft aan haar standpunt dat [belanghebbende 9] verantwoordelijk is voor het wanbeleid wel ten grondslag gelegd dat hij verantwoordelijk is voor en een persoonlijk belang had bij de
Upstreaming.In haar nadere schriftelijke reactie (…) heeft Recalcico met zoveel woorden gesteld dat de
Upstreamingwanbeleid is. Voor zover Recalcico aldus de grondslag van haar verzoek heeft vermeerderd, is dat naar het oordeel van de Ondernemingskamer niet ontoelaatbaar. Anders dan [A] heeft aangevoerd is artikel 283 jo. 130 Rv. ook van toepassing op de tweede fase procedure. Dit betekent dat de vermeerdering van de grondslag van het verzoek toelaatbaar is tenzij die vermeerdering in strijd komt met de goede procesorde. Van dat laatste is geen sprake gelet op de nauwe samenhang tussen de
Upstreamingen de verkrijging van het Accentis Belang, de aandacht die de
Upstreamingin het verslag heeft gekregen en de omstandigheid dat de overige partijen zowel schriftelijk als mondeling hebben kunnen reageren op de vermeerdering van de grondslag van het verzoek en dat [A] dat ook daadwerkelijk heeft gedaan door gemotiveerd te betogen dat de
Upstreamingniet als wanbeleid kan worden aangemerkt. In verband met het bepaalde in artikel 130 lid 3 Rv. heeft de advocaat van Recalcico ter zitting desgevraagd verklaard dat zij haar nadere schriftelijke reactie van 23 februari 2017 ook heeft toegezonden aan de niet verschenen belanghebbenden.
Upstreamingen de verwerving van het Accentis Belang. De Ondernemingskamer verwijst naar hetgeen hierboven over deze onderwerpen en de rol van [betrokkene 1], [verzoeker] en [belanghebbende 9] is overwogen.
6.De beslissing
Upstreaming;
Upstreamingen de verwerving van het Accentis Belang.
Upstreamingontstane schuld van Punch International aan [A] te accepteren. De genoemde overwegingen bevatten ten aanzien van [belanghebbende 9] geen aanknopingspunten voor de vaststelling van zijn verantwoordelijkheid (als commissaris van [A]) voor de verwerving van het Accentis Belang, terwijl in rechtsoverweging 5.15 wel wordt ingegaan op de rol van [belanghebbende 9] bij de
Upstreaming.
De Ondernemingskamer acht [betrokkene 1] en [verzoeker] als bestuurders van [A] en [belanghebbende 9] als commissaris van [A] verantwoordelijk voor het wanbeleid ten aanzien van de Upstreaming. Voorts acht de Ondernemingskamer [betrokkene 1] en [verzoeker] als bestuurders van [A] verantwoordelijk voor het wanbeleid ten aanzien van de verwerving van het Accentis Belang. De Ondernemingskamer verwijst naar hetgeen hierboven over deze onderwerpen en de rol van [betrokkene 1], [verzoeker] en [belanghebbende 9] is overwogen.”
4.Het beroep in de zaak 18/02407
5.Beoordeling van het middel in de zaak 18/01935
Upstreamingwanbeleid is. Bij gebreke van deze oproeping was de vermeerdering van het verzoek tegen [verzoeker] uitgesloten in verband met het bepaalde in art. 283 Rv in verbinding met art. 130 lid 3 Rv. Het oordeel dat [verzoeker] verantwoordelijk is voor het vastgestelde wanbeleid bij de
Upstreamingkan daarom niet in stand blijven. Rov. 5.8 van de beschikking geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Toezending van de nadere schriftelijke reactie door de advocaat van Recalcico vervangt immers niet de eigen verplichting van de ondernemingskamer om [verzoeker] als niet-verschenen belanghebbende deugdelijk op te roepen, temeer nu [verzoeker] die nadere schriftelijke reactie niet heeft ontvangen. Het niet-oproepen van [verzoeker] levert voorts een schending op van de eisen van de goede procesorde.
Upstreamingkan ook in dat geval niet in stand blijven.
Upstreamingen de verwerving van het Accentis Belang in 2008 en de verantwoordelijkheid daarvoor. Deze vernietiging werkt jegens alle partijen en belanghebbenden. Daarom zullen de beschikkingen ook in de zaak 18/01950 in zoverre worden vernietigd. De vernietiging van de beschikking en van de verbeteringsbeschikking bestrijkt niet het oordeel van de ondernemingskamer over de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden in de periode na 2008, waarbij [verzoeker] niet was betrokken.
Upstreamingen de verwerving van het Accentis Belang in 2008 wanbeleid heeft voorgedaan en (eventueel) wie daarvoor verantwoordelijk zijn, en dat zij daarover een voor alle partijen en belanghebbenden bindend oordeel moet geven. In die beoordeling moet de ondernemingskamer betrekken de stellingen van [verzoeker] en de eventuele reacties daarop van de andere partijen en belanghebbenden in deze procedure.
6.Beoordeling van de middelen in de zaak 18/01950
Het principale beroep van [verzoekers] in de zaak 18/01950
7.Beslissing
Upstreamingen de verwerving van het Accentis Belang in 2008 en voor zover daarin de verantwoordelijkheid voor dat wanbeleid is vastgesteld;
A.H.T. Heisterkamp, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de vicepresident E.J. Numann op
19 juli 2019.