ECLI:NL:HR:2019:1296

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 september 2019
Publicatiedatum
3 september 2019
Zaaknummer
18/00566
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in cassatie wegens het niet indienen van middelen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 september 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 23 november 2017. De zaak betreft een schietincident in een brandgang achter een café in Amsterdam, waarbij de verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag, zoals omschreven in artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte, geboren in 1987, heeft geen middelen van cassatie ingediend. Hierdoor is de Hoge Raad tot de conclusie gekomen dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte niet binnen de wettelijk gestelde termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend, wat in strijd is met artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit heeft geleid tot de beslissing dat de verdachte niet kan worden ontvangen in het beroep. De uitspraak is gedaan door raadsheer E.S.G.N.A.I. van de Griend, in aanwezigheid van waarnemend griffier J.D.M. Hart, en is uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/00566
Datum3 september 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 23 november 2017, nummer 23/001861-15, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 september 2019.