ECLI:NL:HR:2019:1340
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake herziening WIA-uitspraak en schadevergoeding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2019 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z] tegen het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. Het cassatieberoep was gericht tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 april 2019, nummer 16/7723 WIA, die betrekking had op een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 juni 2016, nummer 14/4340 WIA, en een verzoek om schadevergoeding. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep in cassatie ontvankelijk was. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die door de partij zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was het geval omdat de partij die het cassatieberoep had ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, of omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie konden leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.