Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
1 oktober 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 oktober 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 26 oktober 2017. De verdachte, geboren in 1953, was aangeklaagd voor feitelijk leidinggeven aan het medeplegen van valsheid in geschrift en het opzettelijk onjuist doen van aangifte vennootschapsbelasting door een rechtspersoon. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaat B.Th. Nooitgedagt, heeft middelen van cassatie ingediend, maar de Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee het eerdere oordeel van het Gerechtshof werd bevestigd.