ECLI:NL:HR:2019:1498
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake arbeidsongeschiktheidsverzekering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] te [Z], Marokko, tegen het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Centrale Raad van Beroep van 16 januari 2019, nr. 17/2477 WAO, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. 16/6050) betreffende een besluit ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was het geval omdat de partij die het beroep in cassatie had ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het beroep, of omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie konden leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te hebben de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 4 oktober 2019, waarbij de vice-president G. de Groot als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.