Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
26 november 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 november 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 27 maart 2018. De verdachte, geboren in 1979, was betrokken bij een strafzaak die onder andere betrekking had op fraude met aanvragen voor kinderopvangtoeslag, medeplegen van oplichting, witwassen en deelneming aan een criminele organisatie. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaat S.F.W. van 't Hullenaar, heeft middelen van cassatie ingediend, maar de Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de ingediende middelen niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de middelen niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte dan ook verworpen.