ECLI:NL:HR:2019:252

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 februari 2019
Publicatiedatum
18 februari 2019
Zaaknummer
17/04208
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens het niet indienen van middelen

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het beroep in cassatie. De verdachte, geboren in 1978, heeft beroep ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 28 december 2016 is gewezen. Het nummer van de strafzaak is 21/007301-15. De verdachte heeft echter geen middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte niet heeft voldaan aan het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, wat betekent dat de verdachte niet kan worden ontvangen in het beroep. Op 5 februari 2019 heeft de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het beroep. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

5 februari 2019
Strafkamer
nr. S 17/04208
SLU
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 28 december 2016, nummer 21/007301-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 februari 2019.