In deze zaak gaat het om een beklagprocedure waarbij de klaagster, geboren in 1986, een klaagschrift heeft ingediend met betrekking tot beslag op haar auto in het kader van een verdenking van witwassen. De behandeling van het klaagschrift vond plaats in de raadkamer, maar de vraag is of deze behandeling in het openbaar heeft plaatsgevonden, zoals vereist door artikel 552a, zevende lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Dit artikel stelt dat de behandeling van een klaagschrift door de raadkamer in het openbaar moet plaatsvinden, tenzij er toepassing is gegeven aan de uitzonderingen in artikel 22, tweede en derde lid, Sv. De Hoge Raad oordeelt dat de niet-naleving van dit voorschrift leidt tot nietigheid van het onderzoek en de beschikking die daarop is gegeven. In dit geval blijkt uit het proces-verbaal van de behandeling dat er geen openbaarheidsvereiste is nageleefd, en er is ook geen bewijs dat de uitzonderingen zijn toegepast. De Hoge Raad vernietigt daarom de bestreden beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant en wijst de zaak terug naar deze rechtbank voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift. Deze uitspraak is gedaan op 12 maart 2019.