Conclusie
middelbevat de klacht dat de behandeling in raadkamer op 2 februari 2018 niet in het openbaar heeft plaatsgevonden.
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een derdenbeslag op de auto van de klaagster, waarbij de klaagster een beklag heeft ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De behandeling vond plaats in raadkamer op 2 februari 2018, maar het proces-verbaal vermeldt niet dat deze behandeling in het openbaar heeft plaatsgevonden, wat in strijd is met artikel 552a lid 7 Sv. De advocaat-generaal (AG) heeft geconcludeerd dat er een wezenlijk voorschrift is geschonden, aangezien de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, vaker beschikkingen uitspreekt zonder te vermelden of de behandeling in het openbaar heeft plaatsgevonden. Dit roept vragen op over de procedurele juistheid van de behandelingen in deze rechtbank.
De AG adviseert de Hoge Raad om de bestreden beschikking te vernietigen en de zaak terug te wijzen naar de rechtbank voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift. De AG wijst op de mogelijkheid dat er een structureel probleem is bij het opmaken van processen-verbaal van raadkamerzittingen, wat de Hoge Raad zou kunnen aanzetten tot het inwinnen van nadere inlichtingen bij de rechtbank. De conclusie van de AG is dat de behandeling in raadkamer niet in overeenstemming is met de vereisten van de wet, wat leidt tot nietigheid van de beschikking.
De rechtbank had eerder het klaagschrift van de klaagster ongegrond verklaard, maar gezien de geconstateerde procedurele tekortkomingen is het advies om de zaak opnieuw te behandelen. De samenhang met andere zaken (18/00996, 18/00997 en 18/01360) wordt ook genoemd, wat de complexiteit van de situatie benadrukt. De AG concludeert dat de Hoge Raad moet ingrijpen om de rechtsgang te waarborgen en de rechten van de klaagster te beschermen.