ECLI:NL:HR:2019:551

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 april 2019
Publicatiedatum
5 april 2019
Zaaknummer
17/02129
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over voorhanden hebben van vuurwapens en munitie en handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 4 april 2017. De verdachte, geboren in 1969, was in cassatie gegaan tegen de veroordeling voor het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie, alsook voor het handelen in strijd met de Opiumwet. De verdediging voerde aan dat niet was gebleken dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de wapens en munitie in de buddyseats van de scooters. Daarnaast werd betwist of de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van LSD in de buddyseat van een bromfiets.

De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van cassatie niet tot cassatie konden leiden. De rechtbank had voldoende gemotiveerd dat de verdachte in meer of mindere mate bewust was van de wapens en munitie. De Hoge Raad concludeerde dat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist onder artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde daarmee de eerdere beslissing van het Gerechtshof.

De uitspraak werd gedaan door de vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, en werd openbaar uitgesproken. De Advocaat-Generaal B.F. Keulen had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad uiteindelijk ook deed.

Uitspraak

9 april 2019
Strafkamer
nr. S 17/02129
AKA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 4 april 2017, nummer 20/002500-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben D.N. de Jonge en C. Grijsen, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 april 2019.