ECLI:NL:HR:2019:605

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 april 2019
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
17/03339
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf in liquidatieproces Passage

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 april 2019 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de verdachte in het liquidatieproces Passage. De verdachte was eerder door het Gerechtshof Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertien jaren en zes maanden voor medeplegen van moord. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaten G.G.J.A. Knoops en E. Vogelvang, had middelen van cassatie ingediend, waarbij onder andere de kroongetuigenregeling en relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht aan de orde kwamen. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld had geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad oordeelde dat de ingediende middelen niet tot cassatie konden leiden, met verwijzing naar eerdere arresten en de noodzaak om rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling te beantwoorden. Echter, ambtshalve beoordeelde de Hoge Raad dat de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevond en dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, was overschreden. Dit leidde tot de beslissing om de opgelegde gevangenisstraf te verminderen van dertien jaren en zes maanden naar dertien jaren.

De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verwerpt het beroep voor het overige. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is gewezen door de vice-president en de raadsheren, in bijzijn van de waarnemend griffier.

Uitspraak

23 april 2019
Strafkamer
nr. S 17/03339
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 29 juni 2017, nummer 23/000810-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben G.G.J.A. Knoops en E. Vogelvang, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO – en wat betreft
het eerste middel mede gezien de gronden die zijn vermeld in het heden uitgesproken arrest in de met deze zaak samenhangende zaak 17/03280 (ECLI:NL:HR:2019:600), in het bijzonder rov. 3.11 en 8.3 – geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van dertien jaren en zes maanden.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze dertien jaren beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink, M.J. Borgers, J.C.A.M. Claassens en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 april 2019.