ECLI:NL:HR:2019:809

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
23 mei 2019
Zaaknummer
19/01399
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van niet-ontvankelijkverklaring in hoger beroep inzake belastingfraude en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 mei 2019 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De aanvraag tot herziening was ingediend door M.J.N. Vermeij, advocaat te ’s-Gravenhage, namens de verdachte, die in 1961 is geboren. De zaak betreft feitelijke leiding geven aan het opzettelijk doen van onjuiste aangiften omzetbelasting en valsheid in geschrift door twee vennootschappen, alsook het witwassen van ten onrechte door de belastingdienst uitgekeerde geldbedragen. Het Hof had de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep omdat dit te laat was ingesteld. De aanvrager stelde echter dat het hoger beroep tijdig was ingesteld, omdat hij op de dag van het vonnis van de Rechtbank Gelderland een fax had gestuurd naar de griffie, welke fax als bijzondere volmacht tot het instellen van hoger beroep kon worden opgevat.

De Hoge Raad oordeelde dat de aanvraag tot herziening niet kon leiden tot herziening van het arrest van het Hof, omdat het arrest niet als een veroordeling in de zin van artikel 457, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden beschouwd. De aanvraag werd daarom niet-ontvankelijk verklaard. Dit arrest is een vervolg op eerdere uitspraken van de Hoge Raad, waaronder ECLI:NL:HR:2016:16 en ECLI:NL:HR:2017:978, die betrekking hadden op eerdere herzieningsaanvragen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/01399
Datum28 mei 2019
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 11 februari 2015, nummer 21/004999-14, ingediend door M.J.N. Vermeij, advocaat te ’s-Gravenhage,
namens
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
hierna: de verdachte.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het Hof heeft de aanvrager niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen het vonnis van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 24 december 2013.

2.De aanvraag tot herziening

De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Beoordeling van de aanvraag

De aanvraag zal niet tot herziening kunnen leiden, reeds omdat het arrest van het Hof tot herziening waarvan de aanvraag strekt, niet is een uitspraak houdende een veroordeling in de zin van art. 457, eerste lid, Sv. De aanvraag kan daarom – gelet op art. 465, eerste lid, Sv – niet worden ontvangen. (Vgl. met betrekking tot de uitspraak inhoudende de niet-ontvankelijkverklaring in het hoger beroep onder meer HR 20 maart 2007, ECLI:NL: HR:2007:BA0995.)

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 mei 2019.