Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van de overige middelen
4.Beslissing
18 juni 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juni 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was eerder veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol en het besturen van een motorrijtuig zonder rijbewijs. Het Hof had de verdachte een geldboete van € 500,- opgelegd, subsidiair 10 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de strafoplegging niet voldeed aan de eisen van artikel 62 van het Wetboek van Strafrecht, dat vereist dat voor elk bewezen feit afzonderlijke straffen worden opgelegd. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak verbeterd, waarbij de geldboete voor het rijden onder invloed is vastgesteld op € 350,-, subsidiair 7 dagen hechtenis, en voor het besturen zonder rijbewijs op € 150,-, subsidiair 3 dagen hechtenis. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen, omdat de overige middelen niet tot cassatie konden leiden. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.