ECLI:NL:PHR:2019:661
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. T.N.B.M. Spronken
- Rechtspraak.nl
Strafoplegging bij samenloop van overtredingen en misdrijven in het verkeer
In deze zaak gaat het om de strafoplegging van een verdachte die door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is veroordeeld voor twee verkeersdelicten, te weten een overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994 en een overtreding van artikel 107, eerste lid, van dezelfde wet. De verdachte is bij arrest van 15 september 2016 veroordeeld tot een geldboete van € 500,-, subsidiair 10 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke rijontzegging van zes maanden. Het cassatieberoep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.R. Koenders, die drie middelen van cassatie heeft voorgesteld.
Het eerste middel betreft de klacht dat het hof ten onrechte één straf heeft opgelegd voor de bewezenverklaarde feiten, terwijl artikel 62 van het Wetboek van Strafrecht voorschrijft dat bij samenloop van overtredingen met misdrijven voor elke overtreding een straf moet worden opgelegd. De Hoge Raad concludeert dat het hof inderdaad had moeten volstaan met twee afzonderlijke straffen, maar dat deze misslag kan worden hersteld. De Hoge Raad leest de strafoplegging verbeterd, waardoor het middel niet tot cassatie leidt.
Het tweede middel betreft de voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, die volgens de verdediging ten onrechte is opgelegd. De Hoge Raad oordeelt dat de feitelijke grondslag aan deze klacht eveneens is komen te vervallen door de verbeterde lezing van de strafoplegging. Het derde middel betreft de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op eerdere veroordelingen. De Hoge Raad stelt vast dat de verdachte niet in zijn belangen is geschaad door het niet toepassen van dit artikel, aangezien de opgelegde geldboetes onbeperkt cumuleren. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak kan bevestigen, met enkele verbeteringen in de strafoplegging.