ECLI:NL:HR:2020:1036

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juni 2020
Publicatiedatum
11 juni 2020
Zaaknummer
18/02871
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in octrooizaak met proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft Fresenius Kabi Nederland B.V. (hierna: Fresenius) cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Fresenius, vertegenwoordigd door advocaat A.M. van Aerde, betwistte de uitkomst van het hof, terwijl ELI LILLY & COMPANY (hierna: Lilly), vertegenwoordigd door advocaat T. Cohen Jehoram, een verweerschrift indiende. De Hoge Raad heeft de klachten van Fresenius beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten niet gegrond waren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Daarnaast heeft de Hoge Raad zich gebogen over de proceskosten in cassatie. Lilly had een vergoeding van haar proceskosten gevorderd, begroot op € 205.215, maar Fresenius vond dit bedrag excessief en verzocht om matiging tot € 134.323,20. De Hoge Raad heeft uiteindelijk de proceskosten vastgesteld op een bedrag van € 140.000,--, wat als redelijk en evenredig werd beschouwd. In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van Fresenius verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Lilly zijn begroot op € 865,34 aan verschotten en € 140.000,-- voor salaris.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer18/02871
Datum12 juni 2020
ARREST
In de zaak van
FRESENIUS KABI NEDERLAND B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
EISERES tot cassatie,
hierna: Fresenius,
advocaat: A.M. van Aerde,
tegen
ELI LILLY & COMPANY,
gevestigd te Indianapolis, Verenigde Staten van Amerika,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Lilly,
advocaat: T. Cohen Jehoram.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/09/537158/KG ZA 17-1072 van de voorzieningenrechter te Den Haag van 24 oktober 2017;
het arrest in de zaak 200.228.753/01 van het gerechtshof Den Haag van 8 mei 2018.
Fresenius heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Lilly heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaten van beide partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten in cassatie

Lilly maakt aanspraak op vergoeding van haar kosten met toepassing van art. 1019h Rv. Zij heeft die kosten begroot op € 205.215,--. Fresenius maakt daartegen bezwaar op de grond dat zij de gevorderde vergoeding excessief acht, gelet op het aantal volgens de opgave van Lilly door haar advocaten aan de schriftelijke toelichting bestede uren en verzoekt om matiging van dat bedrag tot het beloop van haar eigen vordering (€ 134.323,20).
De Hoge Raad ziet aanleiding het als redelijk en evenredig aan Lilly toe te schatten bedrag aan proceskosten te bepalen op € 140.000,--.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt Fresenius in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Lilly begroot op € 865,34 aan verschotten en € 140.000,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
12 juni 2020.