In deze zaak heeft Fresenius Kabi Nederland B.V. (hierna: Fresenius) cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Fresenius, vertegenwoordigd door advocaat A.M. van Aerde, betwistte de uitkomst van het hof, terwijl ELI LILLY & COMPANY (hierna: Lilly), vertegenwoordigd door advocaat T. Cohen Jehoram, een verweerschrift indiende. De Hoge Raad heeft de klachten van Fresenius beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten niet gegrond waren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad zich gebogen over de proceskosten in cassatie. Lilly had een vergoeding van haar proceskosten gevorderd, begroot op € 205.215, maar Fresenius vond dit bedrag excessief en verzocht om matiging tot € 134.323,20. De Hoge Raad heeft uiteindelijk de proceskosten vastgesteld op een bedrag van € 140.000,--, wat als redelijk en evenredig werd beschouwd. In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van Fresenius verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Lilly zijn begroot op € 865,34 aan verschotten en € 140.000,-- voor salaris.