Voor de beoordeling van het cassatiemiddel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang.
- Artikel 37a lid 1 (oud) Sr:
“De verdachte bij wie tijdens het begaan van het feit gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, kan op last van de rechter ter beschikking worden gesteld indien:
1° het door hem begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld (...), en
2° de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist.”
- Artikel 38e lid 1 Sr:
“De totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege gaat een periode van vier jaar niet te boven, tenzij de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.”
- Artikel 248a (oud) Sr:
“Hij die door giften of beloften van geld of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk beweegt ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.”
- Artikel 248e (oud) Sr:
“Hij die door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst een persoon van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstelt met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen of een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij die persoon is betrokken, te vervaardigen wordt, indien hij enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.”
- Artikel 359 lid 7 Sv:
“Als de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, geeft het vonnis dit onder opgave van redenen aan.”
2.4.1De relevante wetsgeschiedenis is weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 12 tot en met 14. In het bijzonder is het volgende van belang.
Artikel 248a (oud) Sr is ontleend aan artikel 248ter (oud) Sr, welke bepaling bij Wet van 28 oktober 1999, Stb. 1999, 464 inhoudelijk ongewijzigd werd vernummerd tot artikel 248a Sr. De wetgever heeft het desbetreffende misdrijf bij de invoering van artikel 38e Sr aangemerkt als “misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen” (hierna ook: ‘geweldsmisdrijf’).
2.4.2De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Wet van 15 december 1993, Stb. 1994, 13 - waarbij de artikelen 38e Sr en 359 lid 7 Sv werden ingevoerd - houdt in dat verband onder meer in:
“De opvattingen omtrent de reikwijdte van het begrip “geweld” wijzigen zich. Te wijzen valt op de Regeringsnota met betrekking tot het beleid ter bestrijding van sexueel geweld tegen vrouwen en meisjes. Sexueel geweld wordt in de nota in verschillende uitingsvormen beschreven. Uitgangspunt is de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam en de vrijheid tot sexuele zelfbeschikking. Op blz. 18 van deze nota wordt onder meer gesteld: “In het Wetboek van Strafrecht worden onder sexuele geweldsmisdrijven verstaan aanranding en verkrachting, sexueel verkeer met minderjarigen en/of afhankelijke of bewusteloze personen”. Ook misdrijven die geen toepassing van fysiek geweld veronderstellen, zoals het plegen van ontucht, worden als sexuele geweldsmisdrijven gekenschetst. In de voortgangsrapportage sexueel geweld en het WVC-beleid (blz. 3) wordt als sexueel geweld aangemerkt “iedere situatie waarin iemand er onder dwang toe wordt gebracht sexuele handelingen te ondergaan”. Volgens de voortgangsrapportage wordt hierbij de “fysieke en/of psychische integriteit van het slachtoffer geschonden en wel op een wijze die betrekking heeft op haar of zijn geslachtskenmerken”.
Het voorgaande is ook voor de uitleg van het begrip “geweldsmisdrijf” als bedoeld in artikel 38e, onder 1, WvSr niet zonder betekenis
Ik stel (...) voor het begrip “geweldsmisdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor een of meer personen” te vervangen door het begrip: misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Deze omschrijving sluit aan bij het bepaalde in artikel 11 van de Grondwet.
Voor een verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging na vier jaar komen behalve de sexuele delicten, waarin het bestanddeel “geweld” is opgenomen zoals de misdrijven omschreven in de artikelen 242 en 246 WvSr, ook de misdrijven omschreven in de artikelen 243, 244, 245, 247, 248ter, 249, 250, eerste lid, aanhef en onder 1, of 250, eerste lid, aanhef en onder 2, en tweede lid, WvSr in aanmerking.” (Kamerstukken II 1992/93, 22909, nr. 3, p. 7-8)
2.4.3Bij Wet van 13 juli 2002, Stb. 2002, 388 is het toepassingsbereik van artikel 248a lid 1 (oud) Sr verruimd, doordat de woorden “met hem” in die bepaling zijn vervallen. Over de achtergrond van deze wetswijziging houdt de memorie van toelichting bij die wet het volgende in:
“In het algemeen gedeelte van deze memorie zijn de overwegingen genoemd die ten grondslag liggen aan het voorstel om naast de strafbaarstelling van exploitatie van prostitutie door minderjarigen (artikel 250a) en het plegen van seksuele handelingen met een minderjarige prostituee (artikelen 247, 248a en 248b) ook degene strafbaar te stellen die in financieel opzicht profiteert van - de exploitant - dan wel gebruik maakt van - de klant - de seksuele diensten van een minderjarige zonder rechtstreekse lijfelijke betrokkenheid van de klant bij de seksuele handelingen van die minderjarige.
Voorgesteld wordt om de klant strafbaar te stellen in artikel 248a. Daartoe worden in het eerste lid de woorden «met hem» geschrapt. Daarmee wordt ook strafbaar het door middel van giften e.d. opzettelijk bewegen van iemand tot het plegen van ontuchtige handelingen zonder meer.” (Kamerstukken II 2000/01, 27745, nr. 3, p. 11)
2.4.4Uit de hiervoor weergegeven wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met het vervallen van de woorden “met hem” in artikel 248a lid 1 (oud) Sr heeft beoogd uitdrukkelijk ook strafbaar te stellen een kind van nog geen achttien jaren door de in dat artikellid genoemde middelen opzettelijk te bewegen tot ontuchtige handelingen op afstand van en zonder lijfelijk contact met de dader, dus met zichzelf of met een derde, bijvoorbeeld via internet.