ECLI:NL:HR:2020:1438

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 september 2020
Publicatiedatum
15 september 2020
Zaaknummer
20/01417
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 september 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, aangeduid als [X] te [Z]. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 oktober 2019, waarin de Centrale Raad besliste op verzoeken om herziening van eerdere uitspraken. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen wettelijke basis is voor het indienen van een beroep in cassatie tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep. Dit is in overeenstemming met artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad alleen kennisneemt van cassatieberoepen tegen bestuursrechterlijke uitspraken indien dit bij wet is geregeld. Aangezien er geen dergelijke wettelijke bepaling bestaat, heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/01417
Datum18 september 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 oktober 2019, nrs. 19/180 ZVW en 19/181 ZVW op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 11 juli 2018 (nrs. 16/1821 ZVW en 16/8122 ZVW), alsmede tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep van 2 oktober 2019, nrs. 19/3003 ZVW en 19/03004 ZVW-VV op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. 17/1882) en op het verzoek van belanghebbende tot het treffen van een voorlopige voorziening.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Ingevolge artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad alleen kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. Er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep noch tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Centrale Raad als deze. Het beroep in cassatie moet daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2020.