Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
22 september 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 september 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam van 20 december 2019. Het beroep in cassatie is ingesteld door de opgeëiste persoon, die van Dominicaanse nationaliteit is en wordt verdacht van betrokkenheid bij de invoer van cocaïne van Nederland naar Zwitserland in de periode van 2016 tot 2019. Daarnaast wordt hij beschuldigd van het rijden zonder geldig rijbewijs in Zwitserland. De Republiek Zwitserland heeft een verzoek tot uitlevering ingediend voor deze persoon.
De advocaat van de opgeëiste persoon, O.O. van der Lee, heeft een cassatiemiddel ingediend, maar de advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de uitlevering aan Zwitserland kan doorgaan. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.