Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
22 september 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 september 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een verdachte tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 5 juni 2018. De verdachte, geboren in 1981, had beroep ingesteld, maar er waren geen cassatiemiddelen ingediend door zijn advocaat. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het ingestelde beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat een schriftuur met cassatiemiddelen moet indienen. Aangezien aan deze verplichting niet is voldaan, kon de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling nemen. De Hoge Raad heeft daarom het beroep niet ontvankelijk verklaard.