ECLI:NL:HR:2020:1720

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 november 2020
Publicatiedatum
2 november 2020
Zaaknummer
19/02968
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens niet indienen van cassatiemiddelen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 november 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de betrokkene, die in eerste instantie door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden was veroordeeld. De betrokkene, geboren in 1961, had geen cassatiemiddelen ingediend, wat betekent dat er geen klachten waren geformuleerd tegen de uitspraak van het hof. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd dat de betrokkene niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar cassatieberoep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de wet een termijn voorschrijft waarbinnen een advocaat namens de betrokkene een schriftuur met cassatiemiddelen moet indienen. Aangezien aan deze verplichting niet is voldaan, kon de Hoge Raad het beroep niet in behandeling nemen. Dit leidde tot de beslissing dat het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak is gedaan door de vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, en werd uitgesproken in een openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/02968 P
Datum3 november 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 juni 2019, nummer 21/002610-17, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
hierna: de betrokkene.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Cassatiemiddelen zijn namens deze niet voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd dat de betrokkene niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar cassatieberoep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat namens de betrokkene een schriftuur met cassatiemiddelen (klachten) bij de Hoge Raad moet indienen. Aan die verplichting is niet voldaan. Het gevolg daarvan is dat de Hoge Raad het beroep van de betrokkene niet in behandeling kan nemen (zie artikel 437 lid 2 in samenhang met artikel 511h van het Wetboek van Strafvordering).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 november 2020.