ECLI:NL:HR:2020:353
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J. Koopman
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken gronden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 februari 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z] tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 10 juli 2019, waarin aan belanghebbende voor de jaren 2009 tot en met 2015 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen waren opgelegd, evenals beschikkingen inzake heffingsrente en belastingrente.
De Hoge Raad heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. Het beroepschrift voldeed niet aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de gronden van het beroep bevatte. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 14 augustus 2019 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze aangetekende brief is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, maar belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Gelet op het voorgaande heeft de Hoge Raad, met toepassing van artikel 6:6 Awb, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing is openbaar uitgesproken en is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.