ECLI:NL:HR:2020:388

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 maart 2020
Publicatiedatum
5 maart 2020
Zaaknummer
19/00484
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over herverkaveling en waardering van gronden in het kader van de Wet inrichting landelijk gebied

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 maart 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door [de Eigenaar] tegen de Uitvoeringscommissie Enschede-Zuid. De zaak betreft een verzoek tot cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Overijssel, die op 19 november 2018 was gegeven. De Hoge Raad heeft de klachten van [de Eigenaar] over de beschikking van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven voor zijn oordeel, aangezien de beoordeling van de klachten niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft specifiek gekeken naar de klacht van [de Eigenaar] over de betekenis van de indeling van gronden in bodemgeschiktheidsklassen voor de waardering van die gronden in het kader van de lijst der geldelijke regelingen. Hierbij heeft de Hoge Raad verwezen naar eerdere overwegingen in een andere beschikking die op dezelfde dag was uitgesproken, met nummer 19/01323. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep van [de Eigenaar] verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Uitvoeringscommissie zijn begroot op € 879,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris, terwijl de kosten aan de zijde van de Staat c.s. op nihil zijn begroot.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/00484
Datum6 maart 2020
BESCHIKKING
In de zaak van
[de Eigenaar],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: [de Eigenaar],
advocaat: J.A.M.A. Sluysmans,
tegen
1. UITVOERINGSCOMMISSIE ENSCHEDE-ZUID,
zetelende te Zwolle,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: de Uitvoeringscommissie,
advocaat: M.W. Scheltema,
2. DE STAAT DER NEDERLANDEN, RIJKSWATERSTAAT OOST-NEDERLAND,
zetelende te ’s-Gravenhage,
3. [betrokkene 1],
wonende te [woonplaats],
BELANGHEBBENDEN in cassatie,
hierna gezamenlijk: de Staat c.s.,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/08/212749/HA RK 18-14 van de rechtbank Overijssel van 19 november 2018.
[de Eigenaar] heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. De Uitvoeringscommissie heeft verzocht het beroep te verwerpen. De Staat c.s. hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [de Eigenaar] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

2.1
De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
2.2
Ten aanzien van de klacht van onderdeel I van het middel over de betekenis van de indeling van gronden in bodemgeschiktheidsklassen voor de waardering van die gronden in het kader van de lijst der geldelijke regelingen, verwijst de Hoge Raad naar hetgeen hij heeft overwogen in de rov. 3.2.1-3.2.7 van de vandaag uitgesproken beschikking in de zaak met nummer 19/01323 [1] .

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [de Eigenaar] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Uitvoeringscommissie begroot op € 879,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris en aan de zijde van de Staat c.s. begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
6 maart 2020.