ECLI:NL:HR:2020:525

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 april 2020
Publicatiedatum
25 maart 2020
Zaaknummer
19/01408
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over rijden zonder rijbewijs en motivering van straf

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 april 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 maart 2019. De verdachte, geboren in 1991, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarbij hij was veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs. De advocaat van de verdachte, N. van Schaik, heeft cassatiemiddelen voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De advocaat-generaal, F.W. Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld. De klachten betroffen onder andere de bewijsklacht, waarbij de vraag werd gesteld of het hof ten onrechte had volstaan met een opsomming van bewijsmiddelen zonder de redengevende feiten en omstandigheden te vermelden. Daarnaast werd er geklaagd over de strafmotivering, waarbij de vraag was of het hof in strijd met artikel 359.6 van het Wetboek van Strafvordering geen opgave van redenen had gegeven voor de keuze van de opgelegde vrijheidsbenemende straf, in dit geval voorwaardelijke hechtenis van één week.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de beoordeling van de klachten niet vereist dat er antwoord wordt gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte dan ook verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/01408
Datum7 april 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 maart 2019, nummer 21/007025-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft N. van Schaik, advocaat te Utrecht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 april 2020.