ECLI:NL:HR:2020:647

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 april 2020
Publicatiedatum
10 april 2020
Zaaknummer
18/02884
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over medeplichtigheid aan oplichting met betrekking tot het afgeven van laptops onder valse voorwendselen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de verdachte is veroordeeld voor medeplichtigheid aan oplichting. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het laten afgeven van 4752 laptops onder valse voorwendselen. De Hoge Raad heeft op 14 april 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 18/02884. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak voor wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, en tot zodanige vermindering naar de gebruikelijke maatstaf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak, met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden. Dit heeft geleid tot de beslissing om de opgelegde gevangenisstraf van zestien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, te verminderen. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en deze verminderd naar vijftien maanden en twee weken, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het beroep is voor het overige verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/02884
Datum14 april 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 juni 2018, nummer 21/002189-14, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak voor wat betreft de hoogte van de opgelegde straf en tot zodanige vermindering naar de gebruikelijke maatstaf en verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van zestien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze vijftien maanden en twee weken, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 april 2020.