Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste tot en met het achtste middel
3.Beoordeling van het negende middel
4.Beslissing
21 januari 2020.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 10 januari 2018 is gewezen. De verdachte, geboren in 1945, is beschuldigd van feitelijke leiding geven aan valsheid in geschrift en witwassen door een rechtspersoon. De Hoge Raad heeft op 21 januari 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 18/00585. De advocaat van de verdachte, V.A. Groeneveld, heeft middelen van cassatie voorgesteld, waarop de Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de hoogte van de opgelegde straf. De Hoge Raad heeft de middelen van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden, met uitzondering van het negende middel dat betrekking heeft op de redelijke termijn in de cassatiefase. Dit middel is gegrond bevonden, wat heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van tien maanden naar negen maanden en twee weken. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.