ECLI:NL:HR:2020:985

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
28 mei 2020
Zaaknummer
19/00272
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over zorgplicht van banken bij renteswapovereenkomsten en onvoorziene omstandigheden

In deze zaak heeft [eiseres] B.V. cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een geschil over de zorgplicht van banken in het kader van renteswapovereenkomsten, specifiek in relatie tot onvoorziene omstandigheden die voortvloeien uit het Euribor-rentetarief. De Hoge Raad heeft op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in deze kwestie, waarbij de klachten van [eiseres] over het arrest van het hof zijn beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van het arrest van het hof, en dat er geen noodzaak was om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven. Dit is in lijn met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat de Hoge Raad niet verplicht is om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.

De Hoge Raad heeft het incidentele beroep van De Volksbank, dat was ingesteld onder de voorwaarde dat het principale beroep tot vernietiging van het arrest zou leiden, niet behandeld. De Hoge Raad heeft [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 8.802,34, bestaande uit verschotten en salaris voor de advocaat. Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van banken in contractuele relaties en de noodzaak voor zorgvuldigheid bij het aangaan van financiële overeenkomsten.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/00272
Datum29 mei 2020
ARREST
In de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
hierna: [eiseres],
advocaat: M.B.A. Alkema,
tegen
DE VOLKSBANK N.V. (voorheen genaamd SNS Bank N.V.),
gevestigd te Utrecht,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
hierna: De Volksbank,
advocaten: F.E. Vermeulen en B.F.L.M. Schim.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/16/390824 / HA ZA 15-373 van de rechtbank Midden-Nederland van 25 mei 2016;
het arrest in de zaak 200.204.729 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 oktober 2018 (ECLI:NL:GHARL:2018:9110).
[eiseres] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
De Volksbank heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend en voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingediend. [eiseres] heeft geconcludeerd tot verwerping van het incidentele cassatieberoep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het principale beroep.
De advocaat van [eiseres] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het principale beroep;
  • veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van De Volksbank begroot op € 6.802,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C.E. du Perron als voorzitter en de raadsheren M.J. Kroeze en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
29 mei 2020.