Uitspraak
zetelende te Den Haag,
wonende in [woonplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
25 juni 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid, tegen een beslissing van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betreft de verkrijging van het Nederlanderschap door een verzoeker, hierna aangeduid als [verweerder], die in Sint Maarten is geboren uit een Dominicaanse moeder en erkend is door zijn vader, die ten tijde van de erkenning de Nederlandse nationaliteit bezat. De vader was echter gehuwd met een andere vrouw, wat leidde tot de nietigheid van de erkenning volgens het toen geldende recht in Sint Maarten.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de erkenning van [verweerder] nietig was op grond van het oude recht, maar dat deze nietigheid onder bepaalde omstandigheden kan worden bekrachtigd. Het hof had eerder geoordeeld dat de erkenning van [verweerder] kon worden bekrachtigd, omdat de vader inmiddels was overleden en er geen belanghebbenden waren die de nietigheid hadden ingeroepen. De Advocaat-Generaal had echter in zijn conclusie betoogd dat de bekrachtiging in dit geval niet mogelijk was, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de nietige erkenning niet kan leiden tot de verkrijging van het Nederlanderschap, omdat de oorzaak van het einde van het huwelijk van de vader met een andere vrouw lag in zijn overlijden. De Hoge Raad heeft het verzoek van [verweerder] tot vaststelling van zijn Nederlanderschap afgewezen en de beschikking van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie vernietigd. Deze uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder een nietige erkenning kan worden bekrachtigd en de gevolgen daarvan voor de verkrijging van het Nederlanderschap.