Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
7 september 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 september 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het betreft een ontnemingsmaatregel die is opgelegd aan Gerrit Fransisco Schotte, de voormalig minister-president van Curaçao, tot een bedrag van 1.844.190,36 Antilliaanse guldens. De zaak draait om de vraag of Schotte de als passieve ambtelijke omkoping bewezen verklaarde giften daadwerkelijk heeft genoten en of er voldoende aanwijzingen zijn dat een geldbedrag dat hij in augustus 2010 heeft ontvangen, afkomstig is uit een soortgelijk feit. Daarnaast is er een draagkrachtverweer gevoerd door de verdediging, dat door het hof is verworpen.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de ontnemingsmaatregel in stand blijft.