Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
14 september 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 september 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de verdachte, geboren in 1992. Het beroep was ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 september 2019. De verdachte had geen cassatiemiddelen ingediend, wat betekent dat er geen klachten waren geformuleerd tegen de eerdere uitspraak. De advocaat-generaal, T.N.B.M. Spronken, heeft geconcludeerd tot nietontvankelijkverklaring van het beroep, omdat de wet voorschrijft dat een advocaat binnen een bepaalde termijn cassatiemiddelen moet indienen. Deze verplichting was niet nageleefd, waardoor de Hoge Raad het beroep niet in behandeling kon nemen. De Hoge Raad heeft vervolgens geoordeeld dat het beroep van de verdachte niet-ontvankelijk is verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder wordt behandeld. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.