ECLI:NL:HR:2021:1238

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
9 september 2021
Zaaknummer
19/04445
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens niet indienen van cassatiemiddelen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 september 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de verdachte, geboren in 1992. Het beroep was ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 september 2019. De verdachte had geen cassatiemiddelen ingediend, wat betekent dat er geen klachten waren geformuleerd tegen de eerdere uitspraak. De advocaat-generaal, T.N.B.M. Spronken, heeft geconcludeerd tot nietontvankelijkverklaring van het beroep, omdat de wet voorschrijft dat een advocaat binnen een bepaalde termijn cassatiemiddelen moet indienen. Deze verplichting was niet nageleefd, waardoor de Hoge Raad het beroep niet in behandeling kon nemen. De Hoge Raad heeft vervolgens geoordeeld dat het beroep van de verdachte niet-ontvankelijk is verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder wordt behandeld. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/04445
Datum14 september 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 september 2019, nummer 20-000932-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Cassatiemiddelen zijn namens deze niet voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot nietontvankelijkverklaring van het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat namens de verdachte een schriftuur met cassatiemiddelen (klachten) bij de Hoge Raad moet indienen. Aan die verplichting is niet voldaan. Het gevolg daarvan is dat de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling kan nemen (zie artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 september 2021.