ECLI:NL:HR:2021:1330

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 september 2021
Publicatiedatum
17 september 2021
Zaaknummer
21/00034
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 september 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], Marokko. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 augustus 2020, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam werd behandeld. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende niet heeft voldaan aan de verplichting om griffierecht te betalen. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 6 maart 2021 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Ondanks dat de brief op het juiste adres was afgeleverd, is het griffierecht niet betaald. Op 19 mei 2021 heeft de griffier belanghebbende opnieuw de gelegenheid gegeven om te reageren op het niet betalen van het griffierecht, maar belanghebbende heeft hier geen gebruik van gemaakt. In een brief van 4 juni 2021 heeft belanghebbende een beroep op betalingsonmacht gedaan, maar dit verzoek was niet tijdig ingediend. De Hoge Raad oordeelt dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de raadsheren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/00034
Datum17 september 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z], Marokko (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 augustus 2020, nr. 19/4318 ANW, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. 19/813).

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 6 maart 2021 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 19 mei 2021 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruikgemaakt. Belanghebbende heeft in zijn op 4 juni 2021 door de Rechtbank ontvangen brief, die door de Rechtbank aan de Hoge Raad is doorgezonden, een beroep op betalingsonmacht gedaan. Omdat dat verzoek niet is gedaan binnen de daarvoor geldende termijn, moet het worden afgewezen. Voor zover die brief moet worden beschouwd als een reactie op de brief van 19 mei 2021, kan dat belanghebbende niet baten. Hetgeen belanghebbende in die brief aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende voor de betaling van griffierecht niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet–ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2021.