ECLI:NL:HR:2021:1549

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 oktober 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
21/02597
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie ingesteld door E.J. van de Glind te Barneveld tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 8 april 2021, met nummer AWB 20/49. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard omdat de indiener van het beroepschrift niet kon aantonen dat hij gemachtigd was om het beroep in te stellen. De griffier van de Hoge Raad had de indiener verzocht om binnen zes weken een bewijsstuk over te leggen waaruit zijn bevoegdheid bleek, maar dit bewijsstuk is niet overgelegd. De Hoge Raad concludeert dat de indiener niet bevoegd was om namens de betrokken partij beroep in cassatie in te stellen, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep.

De Hoge Raad heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. Dit betekent dat de kosten die zijn gemaakt in het kader van deze procedure niet door een van de partijen hoeven te worden vergoed. De uitspraak is gedaan door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, samen met de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak zelf.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/02597
Datum15 oktober 2021
ARREST
op het door E.J. van de Glind te Barneveld ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 8 april 2021, nr. AWB 20/49.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld namens [X] te [Z].
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift daarop verzocht binnen zes weken een bewijsstuk over te leggen waaruit blijkt dat hij is gemachtigd om het beroepschrift in cassatie in te dienen, dan wel een verklaring van degene namens wie hij beroep in cassatie heeft ingesteld dat deze daarmee instemt. Dat verzoek is bij aangetekende brief van 5 juli 2021 aan de indiener van het beroepschrift verzonden. Volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is die brief afgeleverd op het door de indiener van het beroepschrift opgegeven adres. De indiener van het beroepschrift heeft de gevraagde machtiging of verklaring echter niet overgelegd. Daarom gaat de Hoge Raad ervan uit dat de indiener van het beroepschrift niet bevoegd was namens [X] beroep in cassatie in te stellen, en zal de Hoge Raad het beroep in cassatie op die grond niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2021.