ECLI:NL:HR:2021:1612
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens overschrijding van de termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 november 2021 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] te [Z], Marokko, tegen de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van het Centrale Raad van Beroep van 10 december 2020, nummer 17/7124 AOW-PV. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep ontvankelijk was. De griffier van de Centrale Raad van Beroep had op 15 december 2020 een afschrift van de uitspraak aan partijen verzonden. Het beroepschrift in cassatie werd echter pas op 11 februari 2021 bij de Hoge Raad ingediend, wat betekende dat het niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend, zoals voorgeschreven in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroep in cassatie niet tijdig was ingediend, ook niet in de zin van artikel 6:9, lid 2, Awb. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 21 juli 2021 de gelegenheid gegeven om te verklaren waarom de termijn was overschreden, maar belanghebbende heeft hier geen gebruik van gemaakt. Gezien deze omstandigheden heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.