ECLI:NL:HR:2021:1631
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak belastingrechtelijke zaak betreffende belasting van personenauto’s en motorrijwielen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 november 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een belastingkwestie over een door belanghebbende voldaan bedrag aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen. De Rechtbank Den Haag had eerder op 8 januari 2021 uitspraak gedaan in deze kwestie, waarbij belanghebbende in verzet was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 22 mei 2020.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend. De Hoge Raad heeft de voorgestelde middelen beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom de middelen niet tot vernietiging leiden, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is in het openbaar uitgesproken op 5 november 2021.